Het gebeurde op een dag dat Itzhak Perlman, een Israëlische violist, een concert gaf in New York. Perlman kan zich slechts met grote moeite verplaatsen vanwege de gevolgen van polio, een ziekte die hij als kind heeft opgelopen en die hem zijn hele leven beperkingen heeft opgelegd. Het kost hem moeite om op het toneel te komen alwaar hij vervolgens zittend viool moet spelen.
Die avond zag hij tegenover een bomvolle zaal die getuige hoopte te zijn van zijn virtuositeit. Nadat hij zijn krukken naast zich had neergelegd en de banden die zijn benen en middel insnoerden had losgemaakt, zette hij zijn viool aan zijn kin, en precies op het moment dat de dirigent de eerste noten aangaf, gebeurde er iets akeligs: een van de snaren van de viool knapte.
Het publiek, dat de snaar hoorde springen, ging ervan uit dat het concert zou worden onderbroken totdat er een nieuwe snaar op de viool was gezet. Maar tot ieders verbazing speelde Perlman met groot enthousiasme en overgave verder, alsof er helemaal geen snaar ontbrak.
Om het stuk met slechts drie snaren te kunnen spelen, moest Perlman zijn vingerzetting à la minute aanpassen, waardoor een uitvoering van grote schoonheid en zeldzame expressiviteit ontstond. Na afloop bleef het publiek in geladen stilte achter, totdat de eerste toeschouwers opstonden en ontroerd klapten voor dat prachtige gebaar van grote veerkracht. Aan het eind van het concert kreeg Perlman een oorverdovend applaus.
Men zegt dat Perlman, nadat hij zijn bezwete gezicht had afgeveegd met een zakdoek, in dankbaarheid boog vanaf zijn stoel en vervolgens zijn strijkstok omhoog stak om het publiek duidelijk te maken dat hij nog iets wilde zeggen. Toen het weer stil werd in de zaal, zei de heldhaftige violist: ” Weet u, wat er zojuist gebeurde? Soms is het de taak van de kunstenaar om uit te zoeken hoe ver hij kan komen met wat hij nog heeft.”